De mineurtoonladder en de drieklank
Naast de grote-terts toonladder is de kleine-terts toonladder in de Westerse muziek een veel gebruikte. De naam komt van het interval tussen de 1e en 3e toon van die toonladder: een kleine terts.
Er bestaat een zekere relatie tussen grote- en kleine terts toonladders. Voor toonladders met dezelfde voortekens geldt dat de begintoon van de kleine terts toonladder, de 6e toon is van de grote terts toonladder.
Grote- en kleine terts toonladders met dezelfde voortekens noemen we Parallel. Grote- en kleine terts toonladders met dezelfde begin toon noemen we Gelijknaming.
Het verschil in karakter en klank heeft zijn oorzaak in de plaats van de halve toonafstanden. Bij de kleine-terts toonladder bevinden die zich tussen 2-3 en 5-6.
In de kleine terts toonladder (de oorspronkelijke) ontbreekt een echte leidtoon (een halve toonafstand tussen 7 en 8). Dit "probleem" werd opgelost door de 7e toon te verhogen maar daardoor ontstond dan weer een afstand van anderhalve toon tussen 6 en 7. Dat werd vervolgens opgelost door ook de 6e toon te verhogen, maar die verhogingen werden dan alleen toegepast in stijgende richting.
Hierdoor onstonden 2 varianten op de Oorspronkelijke kleine-terts toonladder:
- de Harmonische kleine-terts toonladder; 7e toon is verhoogd; halve afstanden tussen 2-3, 5-6, 7-8 en anderhalve toonafstand tussen 6-7.
- de Melodische kleine-terts toonladder; stijgend zijn 6e en 7e toon verhoogd, dalend vervallen die stijgingen; halve afstanden tussen 2-3 en 7-8
Ook nu is er een drieklank aan te wijzen en ook nu bestaat die uit: grondtoon (1) - terts (3) en kwint (5). Omdat de terts hier een kleine is spreken we van een Kleine Drieklank.